Log in of maak een account aan.
Marion en haar man Jorgen zijn de trotse ouders van Noortje (12). Noortje heeft het Syndroom van Down. Sinds haar geboorte is hun leven 180 graden gedraaid. Stap voor stap hebben zij hier hun weg in gevonden.
Marion schrijft regelmatig voor Sophi over haar leven met Noortje. Deze keer gaat het over die keer dat Noortje een splinter in haar hand had en dat zij daar zelf heel andere associaties bij had ;-)
Het is donderdagavond. We hebben het naar bed gaan ritueel afgerond en ik lig nog even knus samen in haar bed. Knus is het zeker, Puppi-hond en Titi zijn er ook bij; het wordt wat krap, maar wel lekker warm op deze koude winteravond.
We nemen de dag door en ineens zegt Noortje dat ze pijn in haar handje heeft. Ze wijst aan de binnenkant van haar hand, precies in het midden. Bij het flauwe nachtlampje kan ik het niet goed zien, maar het lijkt me een splintertje. Ik beloof haar dat we er morgen naar kijken en na nog een paar dikke knuffels en kusjes gaat ze heerlijk slapen.
Als ik beneden kom, vraag ik aan mijn man of hij het vergrootglas klaar wil zetten, Noortje heeft waarschijnlijk een splinter in haar hand; en dat helpt mij eraan herinneren om er morgen meteen even naar te kijken. Sinds ik in de overgang ben heb ik geheugensteuntjes nodig ;-)
De volgende ochtend, als het ontbijt klaarstaat op tafel, zie ik het vergrootglas en maak ik de denkfout eerst de splinter te bekijken en eventueel eruit te halen. Ik leg een kussen uit de bank op tafel, haar handje erop. Dit doen we ook altijd als er een haakje aan haar nagel zit, het geeft haar rust. Papa kijkt door het vergrootglas en ziet inderdaad een splintertje. Ik pak een pincet, maar dan schiet Noor in de weerstand. Ze springt op, begint een beetje te huilen en rent naar de keuken. Ze gaat op een krukje zitten met haar rug naar ons toe.
Wat we zeggen komt niet binnen en ze verzet zich hevig als we haar proberen terug op de stoel te zetten. Oké, stop. Dit heeft geen zin. Mijn man en ik kijken elkaar aan. We gaan te snel. Eerst maar ontbijten. We hadden het kunnen weten; Noortje vindt het verschrikkelijk als er iets aan haar lijfje moet gebeuren. De kapper en nagels knippen is na jaren stap voor stap proberen, inmiddels gedoogd, maar kom niet zomaar met iets nieuws.
Terwijl Noor is bedaard en rustig haar boterham eet, hoor ik haar hardop praten over een spinnetje en baby-spinnetjes. In eerste instantie schenk ik er geen aandacht aan, maar dan ineens valt het kwartje; denkt ze nu dat er een spinnetje in haar hand zit? Ze kent het woord splinter natuurlijk helemaal niet. “Noor” zeg ik voorzichtig, “er zit geen spinnetje, maar een splinter in je hand”.
Een splinter is een heel klein stukje hout. Ze kijkt me glazig aan en ik herhaal het nog een keer.
“Echt waar?” vraagt ze. “Echt waar” herhaal ik. “En die moet eruit anders gaat het nog meer pijn doen en moet je naar de dokter”, vervolg ik rustig mijn verhaal. “Dus of papa haalt hem er zo voorzichtig uit, net als een haakje bij je nagel, of we gaan naar de dokter. Denk er maar even over na, maar het moet echt gebeuren”. Zo probeer ik haar de regie terug te geven.
“Papa doen of ziekenhuis” hoor ik haar even later hardop denken. Ze heeft de boodschap dus begrepen en na het ontbijt mag papa dan toch de splinter eruit halen. Het is aandoenlijk te horen hoe ze zichzelf toespreekt: “Leg je handje er maar op, goed zo Noortje”. De splinter, hoe klein ook, breekt nog af en mijn man moet iets langer prutsen. En dat onder tijdsdruk, want de taxibus om haar naar school te brengen kan ieder moment arriveren. Maar we willen het nu afronden, anders moeten we vanavond weer opnieuw beginnen. Het lukt! Noortje is trots op zichzelf, en terecht. Ze heeft zichzelf overwonnen. Papa en mama opgelucht. De dag kan beginnen. De taxi is er en Noortje pakt haar rugzak. “Nee, niet helpen mama, ik kan zelf”. “Tuurlijk schat, veel plezier”, zeg ik terwijl ik een kus op haar voorhoofd geef. Ze trekt de voordeur achter zich dicht.
“Een overwinning” zegt mijn man, “we mogen een succesje vieren” en tilt me op. “Doe mij maar een borrel”, zeg ik lachend. We wensen elkaar een fijne dag voor we aan het werk gaan.
Als ik even later op de fiets zit bedenk ik me dat mijn man gelijk heeft. We doen het niet altijd goed als ouders, maar we hebben op tijd bijgestuurd, met een goede afloop. Dat mag gevierd worden.
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en ontvang maandelijks
de nieuwste inspirerende verhalen in je mailbox!