Persoonlijk blog / Karlijn Migo-Merx
Ineens was het er. Tijdens een gesprek met een medewerker van de buitenschoolse opvang waar onze Lies sinds kort naar toe gaat.
Het begon ergens laag in mijn buik. Een borrelende trilling. Een stuwende sensatie die rechtstreeks omhoog schoot naar mijn hart. Mijn moederhart wel te verstaan.Een niet te stoppen bal van vuur. Een oerkracht die zich opdrong naar mijn mond.
Ik beet op mijn wang en telde tot 10. En hoorde mezelf zeggen: “Ik merk dat ik heel erg boos word”, in een soort van poging om het gesprek nog enigszins in banen te kunnen leiden. Het gesprek zodanig te laten verlopen, dat het beoogde resultaat behaald zou worden: Dat mijn dochter, ons kind gezien wordt. Gezien wordt in wie ze is. Dat onze unieke, eigenwijze, prachtige Lies, er mag zijn en mag blijven. Ook als het lastig is en ongemakkelijk wordt.
Die poging mislukte faliekant.
Want die vurige bal, die heilige moederwoede, spoot woorden uit mijn mond als een nietsontziende vernietigende stroom.
Dat het niet eerlijk was dat ze Lies probeerden te fiksen, terwijl het systeem gefikst zou moeten worden.
Dat het niet waar was dat ze niet geleerd zou hebben van wat er mis was gegaan, maar dat het haar niet duidelijk was wat er van haar gevraagd werd. En dat ze daarom weggelopen was. Haar fiets had gepakt, en alleen naar huis was gereden. Helemaal die grote, hoge brug over, kruisingen zonder stoplicht. En godzijdank veilig thuis aangekomen was.
En dat het al helemaal niet eerlijk was dat de deur dan meteen op een kiertje wordt gezet, omdat ze niet weten of ze Lies wel kunnen bieden wat ze nodig heeft.
Dat het niet te vergelijken is met haar moederschap van een kind dat typisch ontwikkelt, waar alle deuren per definitie voor openstaan, en wat overal welkom is. Gewoon omdat ze 'gewoon' is. Whatever that may be.
Dat er wel degelijk ook gekeken was waar Lies behoefte aan had, en wat er geboden kon worden binnen de mogelijkheden die er zijn, hoorde ik al niet eens meer. Het deed er al niet meer toe. De schade was al aangericht.
Mijn moederhart weer vertrapt. Voor de zoveelste keer.
Toen de begeleider van Lies zei, dat er misschien even iets anders nodig was, en voorzichtig aangaf dat hij kon zien dat het me raakte, toen kwamen de tranen.
Tranen omdat ik al elf jaar lang moet knokken voor wat voor andere kinderen vanzelfsprekend is. Omdat ik nog steeds degene ben die voor Lies op de bres moet springen, die moeilijke gesprekken opent, die de muren afbreekt, die grenzen verlegt.
Omdat ik altijd degene ben die het initiatief moet nemen. Die de uitleg moet geven. De nuance moet aanbrengen. Die moet overtuigen waarom mijn dochter net zo volwaardig is als elk ander kind.
Dat ik voor haar belangen moet vechten, zodat ze ook gewoon mee kan doen. Omdat niemand anders het doet, als ik het niet doe.
Het zijn de momenten wanneer ik voel dat men haar glimlach wel waardeert, maar haar potentie niet serieus neemt. Alsof ze er een beetje bij mag horen, maar nooit helemaal mee mag of kan doen.
Ze onderschat of juist compleet overschat wordt.
Wanneer er gedacht wordt in beperkingen in plaats van in mogelijkheden. Dan komt die woede. Die vurige, rauwe kracht die me overeind houdt. Die me de energie geeft om weer dat telefoontje te plegen. Die mail te schrijven. De afspraak te maken. Die ervoor zorgt dat ik blijf uitleggen, opnieuw en opnieuw, hoe belangrijk het is dat ze mee mag doen. Dat ze gezien wordt, gehoord wordt, erkend wordt – niet ondanks, maar dankzij wie ze is.
Ondanks het feit dat ik het steeds weer opnieuw verlies op de vorm, en mensen soms afschrik met die moederwoede, blijf ik die woede wel eren. Want ze staat ergens voor.
Het is geen destructieve boosheid. Het is liefde in actie. Liefde met scherpe randen. Liefde die niet zwijgt, die niet afwacht. Liefde die opstaat.
En dat als ik ondanks die woede, gezien blijf worden als een moeder die vecht voor haar welp, als we samen in het ongemak kunnen blijven, en proberen om elkaars standpunt te blijven zien, ook als we het hartgrondig oneens zijn, het ook heel verbindend kan werken.
Maar eerlijk? Ik ben er soms zó moe van. Want die heilige woede – hoe krachtig ook – komt niet uit het niets. Die komt voort uit verdriet. Van eigen wonden uit mijn kindertijd.
En dus maak ik ruimte voor het verdriet onder die woede.
Hou ik mezelf vast, zoek ik troost, bij mezelf, bij mensen die het snappen.
Ik weet én ik voel ten diepste: met die woede en het voelen van het onderliggende verdriet komt ook beweging. Omdat ik er woorden aan geef. Omdat ik het deel. Omdat ik het bespreek. Omdat ik andere moeders ontmoet die hetzelfde voelen. En samen maken we lawaai. Liefdevol lawaai. Helder, krachtig, vasthoudend.
Zolang het nodig is, blijf ik spreken. Vanuit vuur. Vanuit liefde. Vanuit de leeuwin in mij. Omdat mijn dochter het waard is. Omdat geen enkel kind haar eigen gelijke behandeling zou moeten bevechten.
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en ontvang maandelijks
de nieuwste inspirerende verhalen in je mailbox!